Geschiedenis van Purmerend

Ondanks dat een groot deel van Purmerend pas in de afgelopen tientallen jaren is gebouwd, heeft de stad toch een eeuwenoude geschiedenis. Begonnen als klein vissersdorpje, gelegen tussen de meren Beemster, Purmer en Wormer, groeide Purmerend vanaf de 17e eeuw uit tot de marktstad van de regio. In de 20e eeuw wordt Purmerend een groeikern en de woonplaats van vele tienduizenden mensen.

Veenland

Rond 1000 na Chr. was de omgeving van Purmerend tot enkele meters boven zeeniveau met veen bedekt. Het gebied waterde via de veenrivier, de (latere) Where, af op het Almere, de latere Zuiderzee. De ontginning van het veenland van Noord-Holland, vanaf de 9e en 10e eeuw na Chr. ging gepaard met ontwatering, inklinking en oxidatie van de veenbodem. Hierdoor trad een maaivelddaling op van (uiteindelijk) enkele meters en kwam het land beneden zeeniveau te liggen.

Vanaf 1100 na Chr. breidde het Almere en de Zuiderzee zich uit ten koste van het omringende veenland. In het veenlandschap van Noord-Holland boven het IJ ontstond een aantal zich snel uitbreidende meren. De veenarchipel stond via de Beemster, de Purmer Ee, de Zaan en de Krommenije in open verbinding met het zoute water van de Zuiderzee.

Willem Eggert

In 1410 krijgt Purmerend stadsrechten, toen de Amsterdamse koopman Willem Eggert leenheer wordt van Purmerend. De Where vormt de noordelijke stadsgrens. Purmerend telt ca. 500 inwoners. Willem Eggert laat tussen 1410 en 1413 Slot Purmersteijn bouwen, ongeveer op de plaats van het huidige Slotplein.

Slot Purmersteyn

Tot 1605 is het slot de vesting van de Heeren van Purmerend. Een van deze Heren, Jan van Egmond, verleent in 1484 marktrechten aan de stad. 1484 is daarmee een uiterst belangrijk jaartal in de geschiedenis van de stad. Purmerend kan hierdoor uitgroeien tot een volwaardige stad en dé marktstad van de regio.

Twee keer per jaar, in mei en in oktober, wordt een jaarmarkt gehouden en iedere zaterdag een weekmarkt. Purmerend wordt daardoor het handelscentrum van de omgeving. Naast vis handelt men vooral in fruit en zuivelproducten.

Agrarisch centrum

In de omgeving is de melkveehouderij de belangrijkste agrarische activiteit. Deze sector wordt na de drooglegging van de Beemster, de Purmer en de Wormer nog meer vergroot. De visserij verdwijnt weliswaar, maar de veeteelt en de daaruit voortvloeiende melk- en kaashandel worden belangrijker.

Halverwege de zeventiende eeuw is Purmerend het centrum voor de handel in akkerbouw-, tuinbouw- en veeteelt-producten in Waterland. In deze periode bereikt de stad het hoogtepunt van haar welvaart. De weekmarkt is al in 1572 verschoven naar de dinsdag, tot op de dag van vandaag wordt het op die dag gehouden.

Op 23 juli 1519 gaat door een grote stadsbrand een groot deel van de stad in vlammen op. Van de 210 huizen blijven er slechts 60 à 70 gespaard. Ook het St. Ursulaklooster en Slot Purmersteijn blijven bewaard. Dit is waarschijnlijk ook het moment dat de stadsmuren zijn afgebroken.

In 1572-1573 gaat Purmerend over op het protestantisme. Geuzenleider Sonoy neemt Purmerend in en laat het St. Ursulaklooster verwoesten. Zo komt er ruimte vrij voor een ossenmarkt. Het bekendste en belangrijkste plein van de binnenstad doet vanaf dat moment dienst als koemarkt en krijgt later ook die naam.

Stadsuitbreidingen

De stad heeft in de zestiende en zeventiende eeuw verschillende uitbreidingen ondergaan. In de bovenstaande afbeelding zijn deze aangegeven. De kern was vóór het uitbreken van de tachtigjarige oorlog (1568) al uitgebreid aan de oostzijde. Na 1568 is de stad in fasen vergroot.

Afbeelding ontleend aan het boek ‘Purmerend en het water’, B. de Lange.
Afbeelding ontleend aan het boek ‘Purmerend en het water’, B. de Lange.
  • Uitbreiding I (1572): aan de zuidzijde worden de huidige bouwblokken Plantsoensteeg, Nieuwstraat, Schoolplein en Nieuwgracht aangebouwd. Een jaar later krijgt de stad ook een aarden wal en een brede stadsgracht, de eerste verdedigingswerken.
  • Uitbreiding II (1574): aan de noordzijde worden de Hoornschebuurt, Tuinstraat en Molenplantsoen gebouwd. Het zogeheten Hoornsche eiland ontstaat.
  • Uitbreiding III (1614): aan de westzijde komen de terreinen die nu bekend staan als Westerstraat, Kanaalschans en Neckerdijk, Kanaalstraat, Kanaalkade, Beemsterburgwal, Wagenbeurs en Gedempte Singelgracht bij de stad. Slot Purmersteijn komt hierdoor binnen de grachtengordel te liggen.
  • Uitbreiding IV (1614): aan de noordzijde wordt de Hoornsche buurt uitgebreid en komen de bouwblokken Venediën, Bierkade, Houttuinen en Whereplantsoen bij de stad.
  • Uitbreiding V (1645): het gebied ten zuidoosten van de stad wordt gebouwd. Tevens wordt een singel aangelegd met vijf bastions.

Droogmakerijen

Door de vele overstromingen vormen de meren een grote bedreiging voor de omwonenden. Men besluit daarom om het Beemstermeer droog te leggen (1612 het Purmermeer (1622) en het Wormermeer (1625) volgen. Door de drooglegging ontstaat een grote hoeveelheid landbouwgrond en veranderen de belangen van de bevolking en de stad.

Purmerend krijgt een steeds belangrijkere functie als marktstad en centrum voor het omliggende gebied. Tijdens de Gouden Eeuw met haar economische groei, neemt het inwonertal van de marktstad toe. In 1645 verleent de Staten van Holland en West-Friesland toestemming om het stadsgebied te vergroten. Hiermee is de uitbreiding van Purmerend voorlopig voltooid.

Zesstedenvaart

In 1660 besluiten de stadsbesturen van Amsterdam, Purmerend, Monnickendam, Edam en Hoorn over te gaan tot aanleg van wegen en trekvaarten tussen deze steden, de ‘zesstedenvaart’. Het resultaat hiervan voor wat Purmerend betreft is de Jaagvaart op Ilpendam en Buiksloot. In 1663 wordt begonnen met het graven ervan. Twee aanlegsteigers kent de stad: bij de Beemsterpoort en de Amsterdamse Poort, vanwaar men zes keer per dag naar Amsterdam en Hoorn kan varen.

Economische achteruitgang

In de jaren 1700-1799 lijkt er weinig opzienbarends gebeurd te zijn. De stad breidt zich de hele eeuw niet meer uit, opgesloten binnen zijn vestingwerken. Zoals in het hele land het geval is, zal ook dit een periode van economische achteruitgang zijn geweest.

Een grote uitbraak van veepest in 1714 bezorgt de veesector een enorme klap, in Purmerend is dit ook te merken. In 1741 wordt het tot een ruïne vervallen Slot Purmersteijn gesloopt.

Bernard Nieuwentijt

Het is de tijd waarin een van de bekendste Purmerenders ooit geleefd heeft: de internationaal vermaarde arts en filosoof Bernard Nieuwentijt (1654-1718), ook enige malen burgemeester van Purmerend. Nieuwentijt is de grondlegger van de zgn. fysico-theologie: een filosofische stroming die Gods bestaan of eigenschappen beoogt af te leiden uit de concrete aanschouwing van natuurlijke processen. Daarmee wordt hij een van de grote namen uit de Nederlandse Verlichting. Zijn boek Het regt gebruik der wereldbeschouwingen uit 1715 geniet enorm gezag in het hele land en daarbuiten.

Het Noord-Hollands Kanaal

Zoals overal in Nederland, brengt de negentiende eeuw ook in Purmerend vooruitgang en grote vernieuwingen met zich mee. De opening van het Noord-Hollands Kanaal in 1824 zorgt voor nieuwe welvaart en een opbloei van de economie. De al bestaande trekvaart naar Amsterdam wordt hiervoor verdiept en verbreed. Daarmee herkrijgt Purmerend de middeleeuwse functie van proviandering van passerende schepen.

Eveneens in 1824 koopt ondernemer Klaas Brantjes een houtzaagmolen langs de Where. Hij ziet het Noord-hollands Kanaal als een goede aanvoerroute voor houttransporten. Zijn houthandelsbedrijf zorgt ervoor dat Purmerend in de 2e helft van de 19e eeuw uitgroeit tot het centrum van de houthandel in Noord-Holland boven het IJ. Brantjes wordt een belangrijke naam in de industriële ontwikkeling van Purmerend. Leden van deze familie openen een traankokerij, een ovensteenfabriek en een rederij.

Minder schepen

Later in de eeuw, na de opening van het Noordzeekanaal in 1876 neemt de betekenis van het Noord-Hollands Kanaal voor Purmerend af. Het aantal schepen dat Purmerend aandoet, vermindert. Daarnaast neemt de concurrentie van stoomschepen toe, waardoor het bedrijf van Brantjes het steeds moeilijker krijgt. Dit leidt tot het verbreden van de activiteiten: aan de Overweersepolderdijk wordt een portlandcementfabriek opgericht, die later omgezet wordt naar een stoomwasserij en weer later naar een aardewerkfabriek.

De 19e eeuw brengt ook de slechting van de aarden stadswallen. Hiervoor in de plaats komen grotendeels plantsoenen in de plaats en wordt, voor de eerste keer sinds 1645 stadsuitbreiding mogelijk.

Kerken en Kaaswaag

Maar voorlopig wordt alleen binnen de voormalige vestingwerken gebouwd. Op de plaats waar tot 1850 een laat-gotische kerk staat, wordt tussen 1851 en 1853 de Sint-Nicolaaskerk gebouwd, nu beter bekend als de Koepelkerk.

Vandaag de dag bevat deze kerk 3 eeuwenoude orgels: het Garrelsorgel en het Bätzorgel, beiden uit de 18e eeuw, en het Witte orgel, uit de 19e eeuw. Hier vlakbij verrijst in 1882-1883 de Kaaswaag. Eerder zijn al in 1861 de Doopsgezinde kerk aan de Kanaalstraat en in 1880 de Lutherse kerk in de Hoogstraat gebouwd. Tussen 1860 en 1885 wordt een groot aantal grachten om hygiënische redenen gedempt.

Spoorlijn en Afslagvereniging

De spoorlijn Amsterdam-Zaanstad-Purmerend opent in 1884. Het station ligt ver buiten de grachtengordel, met het oog op eventuele toekomstige stadsuitbreiding. Tien jaar later vertrekt vanaf het Tramplein voor de eerste keer een tram naar Amsterdam. Tot 1949 blijft deze lijn in stand.

In 1896 wordt de Afslagvereniging Beemster, Purmerend & Omstreken (B.P.&O), opgericht. Eerst wordt deze groenteveiling langs De Where, aan het Venediën gehouden. In 1905 verhuist deze naar de Beemsterburgwal en in 1953 weer naar een locatie aan de pas aangelegde Burg. D. Kooijmanweg. Hier blijft de veiling in bedrijf tot aan 1980.

Melkfabriek en 3 kapitale villa's

1890 is het jaar van de komst van melkfabriek Arcade langs de Jaagweg, later overgenomen door Hollandia. Deze wordt een belangrijke werkgever voor Purmerend.

In 1895 bouwt de weduwe Brantjes een plateelfabriek, die het beroemde Purmerendse plateel voort zou brengen. Het Purmerends Museum bevat nu nog een grote hoeveelheid van dit plateel.
De familie Brantjes laat aan het eind van de 19e eeuw drie kapitale villa’s bouwen: Villa Clementine en Huize Louise aan de Plantsoengracht en Villa Houtheuvel aan de Purmersteenweg.

Wereldberoemde architecten

De 19e eeuw is ook de tijd waarin in Purmerend enkele wereldberoemd geworden architecten worden geboren, als de kerkenbouwer Jan Stuyt (1868-1934), de pionier van ‘Het Nieuwe Bouwen’ Jacobus Johannes Pieter Oud (1860-1963) en de ontwerper van de stalen buisstoel Mart Stam (1899-1986).

Piet Oud (1886-1968), de jongere broer van J.J.P. Oud, zou later tweemaal burgemeester van Rotterdam en ook Tweede-Kamerlid worden.

Purmerend groeit explosief

In de 20e eeuw groeit Purmerend explosief, aan het eind van de eeuw is het grondgebied verveelvoudigt ten opzichte van het begin van de eeuw. Het begint al direct in het 2e jaar van de eeuw: in 1902 wordt voor het eerst buiten de grachtengordel gebouwd.

Tussen 1905 en 1910 ontstaan de Herengracht, Julianastraat, Julianaplein, Vooruitstraat en Bernard Nieuwentijtstraat. Architect Jan Stuyt ontwerpt een nieuw stadhuis voor de Kaasmarkt, wat in 1911-1912 gebouwd wordt. Nu is het nog steeds de blikvanger van de Kaasmarkt en is hier het Purmerends Museum in gevestigd.

In 1912 krijgt de architect H.P. Berlage de opdracht een uitbreidingsplan te ontwerpen, dat de terreinen tussen de stad en het station bestrijkt. Dit plan wordt echter nooit uitgevoerd. In plaats daarvan krijgt de stedenbouwkundige Wieger Bruin de opdracht een plan voor de Zuiderpolder te ontwerpen. De verkaveling van dit plan sluit aan op de bestaande richtingen en straten als de Vooruitstraat en de Korte Herengracht.

Purmerend loopt onder water

In de ochtend van 14 februari 1916 breekt het water door de Zuiderzeedijk. De hele regio Waterland, dus ook Purmerend, loopt onder water.

Willem Eggert Centrum

De Tweede Wereldoorlog komt Purmerend qua bebouwing redelijk ongeschonden door. De jaren ’50 en ’60 staan in het teken van cityvorming. Grote delen van oude binnensteden worden gesloopt in het kader van krotopruiming. Vrijkomende percelen worden bebouwd met kantoren en winkelcentra.

In Purmerend resulteert dit in de sloop van een deel van de oude, veelal vervallen bebouwing in de binnenstad om plaats te maken voor het Willem Eggert Centrum (W.E.C.).

Op 4 april 1979 wordt dit geopend.

Woningen in de Hazepolder

In 1953 verhuist de groenteveiling van de Beemsterburgwal naar een terrein wederom aan de Where, maar nu aan de pas aangelegde Burg. D. Kooijmanweg.

In 1955 verrijzen de eerste woningen in de Hazepolder, bedoeld voor werknemers van snel expanderende scheepsbouwbedrijven in Amsterdam-Noord.

Een jaar later ontstaan de eerste plannen voor demping van De Where. De stad kampt met een parkeerprobleem, een slechte staat van de kades van De Where en verouderde bruggen naar de Hoornsche Buurt. Ook de aanleg van Overwhere speelt mee in de afweging. Tien jaar later, in 1966, vindt de demping plaats. Het Hoornsche eiland komt daardoor aan de rest van Purmerend vast te liggen.

Overwhere en Wheermolen

De wijk Overwhere is de eerste grote naoorlogse uitbreiding van Purmerend en bestaat uit twee delen. Overwhere-Zuid wordt gebouwd in de jaren 1957-1969. De gemeentegrens met de toenmalige gemeente Kwadijk vormt een belemmering voor verdere ontwikkeling.

Daarom wordt tussen 1964 en 1971 aan de oostzijde van Purmerend eerst de wijk Wheermolen ontwikkeld. Na een grenswijziging in 1970 kan Overwhere-Noord worden gebouwd, in 1981 is deze wijk af. In deze tijd zijn binnen Purmerend veel sociale woningen gebouwd, onder andere om de grote woningvraag op te vangen. Bij de vele woningen die in deze tijd werden gebouwd ligt het accent in de eerste jaren op vier lagen portiek- en galerijflats en daarna op hoogbouwgalerijflats.

Purmerend wordt groeikern

Een nog spectaculairdere fase van stadsuitbreiding breekt aan in 1966, met de vaststelling van de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening. Hierin wordt o.a. Purmerend aangewezen als ‘groeikern’. Het begrip ‘gebundelde deconcentratie’ staat hierin centraal: groei wordt gefaciliteerd buiten de grote steden (deconcentratie), maar wel op een beperkt aantal locaties (gebundeld).

Basis daarvoor is dat de toenmalige woningnood kan worden opgelost door een aantal steden te laten groeien. Amsterdam heeft een groot woningtekort en wil dit in de omgeving oplossen. Daarnaast is het draagvlak voor de voorzieningen in Purmerend (denk aan winkels, scholen en culturele centra) te klein. Alles bij elkaar leidt dit er toe dat Purmerend door het rijk aangewezen wordt als groeikern.

De Gors en de Purmer

In de jaren ’70 wordt De Gors gebouwd, in de jaren ’80 de wijken Gors-Noord en de Purmer. Op dat moment is de gedachte nog dat Purmerend moet uitgroeien tot een stad van 100.000 inwoners. In het verlengde hiervan wordt in het "Structuurplan Purmerend 1972" De Purmer aangewezen als uitbreidingslocatie. Dit structuurplan gaat uit van bebouwing van Purmer-West tot aan de Middentocht.

De taakstelling voor Purmerend wordt in het streekplan van 1974 echter bijgesteld tot 65.000 inwoners en men kiest voor een beperktere uitbreiding in De Purmer, tot aan de Westerweg. Veel Amsterdammers vinden in deze tijd een nieuwe woonplaats in Purmerend. In 1980 komt nog een grenswijziging tot stand met de gemeente Edam-Volendam en Ilpendam.

Vinex-wijk Weidevenne

In de Vierde Nota Extra (1989) wordt het groeikernenbeleid beëindigd. De groei van Purmerend is hiermee echter nog niet voorbij. In deze Nota wordt weliswaar besloten dat de woningbehoefte van Amsterdam voornamelijk binnen de eigen gemeente zal moeten worden ingevuld, maar ook zonder Amsterdam blijft er een grote woningbehoefte binnen Purmerend en de regio Waterland. Daarom wordt besloten tot een stadsuitbreiding aan de westzijde van de stad, aan de overkant van het Noord-Hollands Kanaal. Hiervoor vindt een aantal grenswijzigingen plaats met Ilpendam en Landsmeer. In 1998 wordt gestart met de bouw van de Vinex-wijk Weidevenne.

Einde veehandel op de Koemarkt

De 21e eeuw begint slecht voor Purmerend. In 2001 komt door de uitbraak van de MKZ-crisis een eind aan de eeuwenoude wekelijkse veemarkt op de Koemarkt in de open lucht. De handel in kalveren wordt doorgezet in de NuKa-hal totdat deze in februari 2008 wordt gesloopt. De veehandel verplaatst zich daarna naar het bedrijventerrein Baanstee-Oost. Een gebied ten noorden van de N244 wordt aangewezen als nieuw bedrijventerrein, Baanstee-Noord.

Koemarkt wordt uitgaansplein

De Koemarkt wordt grondig heringericht. De meeste ‘koeienruggen’, de rijen bulten met hekken waaraan de koeien werden gebonden, verdwijnen. Van het parkeerterrein wordt een uitgaansplein gemaakt. Op 11 oktober 2009 is de vernieuwde Koemarkt geopend voor publiek, op tijd voor de viering van het 600-jarig bestaan van Purmerend in 2010.