Geschiedenis van de Beemsterpolder

In de ruim 400-jarige geschiedenis van de Beemsterpolder is deze eigenlijk maar heel weinig veranderd. Aan het begin van de 17e eeuw aangelegd volgens rationele principes, ontleend aan de Renaissance en de klassieke oudheid, is de Beemster nog steeds een uniek, open, agrarisch gebied. Het gebied is in 1999 aangewezen als UNESCO Werelderfgoed en nog net zo mooi als vroeger.

Drooglegging

Vóór de drooglegging was de Beemster een groot meer, zoals er meer waren in het Noord-Holland van begin zeventiende eeuw. In 1600 probeert Lamoraal van Egmond een octrooi (vergunning) voor het droogmaken van de Beemster te verkrijgen van de Staten van Holland. Deze weigeren hem dit echter. De Staten stellen wel een onderzoek in naar droogmaking van de Beemster. De ‘Beemstercompagnie’, een consortium van vijftien personen onder leiding van de gebroeders Dirck en Hendrik van Oss, vraagt in 1607 bij de Staten van Holland een octrooi tot droogmaking van de Beemster aan. In minder dan twee weken tijd wordt het octrooi voor een periode van vier jaar verleend. Jan Adriaensz Leeghwater, beroemd waterbouwkundige uit De Rijp, wordt bij het project betrokken. Hij is belast met de aanleg van de ringdijk, het ontwerpen van het bemalingssysteem en het bouwen van de poldermolens.

In 1610 is de Beemster vrijwel helemaal drooggemalen. Op 22 januari zorgt een zware zuidwesterstorm er echter voor dat de Waterlandse Zeedijk het begeeft, waardoor het meer weer volloopt. Het project wordt echter doorgezet. De Staten van Holland verlenen opnieuw een octrooi. Op 19 mei 1612 valt de Beemster geheel droog. Op 4 juli brengen prins Maurits en prins Frederik Hendrik een bezoek aan de Beemster. Ze worden ontvangen in een tent op de plaats waar nu ’t Heerenhuis staat.

Rasterpatroon

De hoofdingelanden, de bestuurders van de Beemster, besluiten om de Beemster op te delen in een rasterpatroon van vierkanten van ieder 400 morgen groot. Hierdoor ontstaat een aan principes uit de Renaissance en de klassieke oudheid ontleend geometrisch schema van grotere en kleinere vierkanten. Vijf dorpen worden gepland: Middenbeemster, Noordbeemster, Westbeemster, Oostbeemster en Zuidbeemster. De laatste twee worden niet gerealiseerd, in plaats daarvan komt het dorp Zuidoostbeemster. Oostbeemster is wel de naam van een nog bestaand buurtschap. Andere buurtschappen zijn onder meer de Klaterbuurt, ’t Hoekje, Halfweg en de Blikken Schel.

Biddag

De kavels worden op 30 juli toegewezen aan hun eigenaren.30 juli wordt daarop uitgeroepen als de dag waarop de droogmaking voltooid is, dit wordt ook de dag van de Beemster biddag. Vanaf 1830 wordt de Biddag gehouden op de zondag die volgt op de laatste donderdag van juli. Deze zondag is tevens het begin van de al eerder ontstane Beemster kermis, een traditie die tot op de dag van vandaag voortduurt.

Boerenbedrijven

Na de drooglegging wordt het land vooral gebruikt als landbouwgrond. De eigenaren verpachten de landerijen aan boeren. De boerenbedrijven in de Beemster zijn veel groter van omvang dan in de omliggende gebieden. De eerste jaren levert het land veel opbrengst uit de akkerbouw op, later draait het vooral om veeteelt. Reeds de eerste boeren in de Beemster na de droogmaking beginnen al met kaasmaken. Het is de belangrijkste en bekendste tak van de agrarische sector in de Beemster. Daarnaast was het vetweiden van vee een belangrijke agrarische activiteit. Het wapen van het voormalige waterschap De Beemster draagt dan ook een koe in zich.

Buitenplaatsen

De Beemster is in de zeventiende eeuw het toneel van de bouw van imposante bouwwerken. In 1623 verrijst in Middenbeemster de Nederlands Hervormde Kerk, ontworpen door de beroemde architect en beeldhouwer Hendrik de Keyser. Door de hele Beemster heen worden circa vijftig buitenplaatsen gebouwd. Rijke stedelingen komen hier in de zomer genieten van de frisse lucht, het open landschap en de rust en stilte. Vanwege de nabijheid van Purmerend worden deze vooral in de Zuidoosthoek van de Beemster en met name aan de Volgerweg gebouwd. In 1669 wordt Korenmolen De Nachtegaal wordt gebouwd aan de Hobrederweg. Tot 1987 wordt hier koren gemalen. In 1682 komt aan de Middenweg de bekendste stolpboerderij van de Beemster, De Eenhoorn, te staan.

Betje Wolff

In 1759 komt schrijfster Betje Wolff (Elisabeth Bekker) in de pastorie van Middenbeemster wonen. Tot 1777 zou ze hier wonen. Later zou ze met Aagje Deken een beroemde schrijfster worden. Toen ze haar bekendste roman, De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart, schreef, woonde ze echter al niet meer in Middenbeemster. In 1950 opent Museum Betje Wolff zijn deuren, in de voormalige pastorie.

Een nieuw bestuur

Na de inval van de Fransen in Nederland in 1795 neemt in de Beemster een nieuw bestuur, de ‘municipaliteit’, onder leiding van Dirk de Boer het bestuur over van het oude polderbestuur. Het nieuwe bestuur krijgt in 1799 een onderkomen in herberg het ‘Heerenhuis’. Op 9 november 1796 kunnen Beemsterlingen voor de allereerste keer naar de stembus om een nieuw gemeentebestuur te kiezen.

Westbeemster, een katholieke enclave

In Westbeemster wordt in 1879 de rooms-katholieke St. Joannes de Doperkerk ingewijd. Westbeemster had zich al eerder ontwikkeld als een rooms-katholieke enclave in het verder overwegend protestantse Beemster. Oorspronkelijk gepland op de kruising van de Jisperweg en de Hobrederweg, ontwikkelt het dorp zich uiteindelijk ten noorden van deze kruising, rond een rooms-katholieke schuilkerk. Hoewel Westbeemster in de zeventiende eeuw wel vijf schuilkerken telde, worden de katholieken over het algemeen met rust gelaten. In 1910 wordt het klooster ‘Onze-Lieve-Vrouwe van Lourdes’ geopend, naast de Joannes-de-Doperkerk.

Stelling van Amsterdam

Tussen 1880 en 1914 worden de forten van de Stelling van Amsterdam aangelegd. Deze 135 km lange verdedigingslinie rond Amsterdam moet deze stad beschermen tegen vijandelijke legers door het onder water zetten (inunderen) van omliggende landerijen. De Stelling bestaat uit 42 forten die de toegangswegen verdedigen. Vijf hiervan worden in de Beemster gebouwd: Fort bij Spijkerboor (geopend in 1913 en het grootste fort van de Stelling), Fort aan de Jisperweg, Fort aan de Middenweg, Fort aan de Nekkerweg (geopend 1913) en Fort benoorden Purmerend (geopend 1912).

Kaasfabrieken

In 1847 komt landbouwvernieuwer Wouter Sluis in de Beemster te wonen. Later zou hij aan de Nekkerweg een modelboerderij ontwikkelen, toonaangevend op het gebied van kaasbereiding. In 1886 sticht Jan Koopman kaasfabriek De Hoop, op de hoek van de Zuiderweg en de Middenweg. Dit wordt gevolgd door nog acht kaasfabriekjes. Later ging men ook boter en consumptiemelk produceren. Deze verbreding van het assortiment leidde tot schaalvergroting en industrialisatie. De ‘zoetfabrieken’ ontstonden. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er nog meer schaalvergroting. Na een fusie ontstaat in 1929 kaasfabriek De Tijd. Na enkele overnames van andere kaasfabrieken heet dit bedrijf sinds 1999 CONO Kaasmakers. Sinds 2001 is het bedrijf hofleverancier. Op 13 november 2014 opent koningin Máxima de nieuwe fabriek van CONO Kaasmakers.

Tuinbouw

Vanaf 1890 neemt de tuinbouw in Zuidoostbeemster enorm toe. Betere vervoersmogelijkheden per stoomschip en trein leiden tot een verviervoudiging van het aantal tuinbouwbedrijven, tot 229 in 1921. De vijf jaar eerder aangelegde stoombemaling van de polder maakt de omstandigheden voor tuinbouw ook beter.

Woningbouw

Tussen 1926 en 1934 werden in Zuidoostbeemster 240 huurwoningen gebouwd. De provincie Noord-Holland bepaalt in 1958 dat Zuidoostbeemster niet verder mag groeien in verband met zijn agrarische functie. Ruim 50 jaar later komt het onder de naam ‘de Nieuwe Tuinderij’ toch van uitbreiding. Ook Middenbeemster wordt een stuk groter door nieuwbouw in de vier kwadranten rond de oude kern.

Tweede Wereldoorlog

Direct na de inval van het Duitse leger op 10 mei 1940 worden de inundatieterreinen voor de forten van de Stelling van Amsterdam onder water gezet. Hiermee wordt het zuidelijk deel van de Beemster, tot aan Middenbeemster, geïnundeerd. Het moet leiden tot een laag water op het land waarbij rijden of lopen niet mogelijk is, maar niet zo diep dat er gevaren kan worden. Op deze manier moet het Duitse leger tegengehouden worden. Na de capitulatie wordt de Beemster weer leeggemalen.
Bij Westbeemster stort in de nacht van 25 op 26 juni 1943 een geallieerde Lancaster bommenwerper neer. Drie bemanningsleden vinden de dood. Gedurende de oorlog storten in totaal acht gevechtsvliegtuigen neer in de Beemster. In totaal elf inwoners van de Beemster worden in deze jaren door de Duitsers gefusilleerd wegens verzetsactiviteiten.

Aan het eind van de oorlog wordt het zuidelijk deel van de Beemster wordt opnieuw onder water gezet. Dit keer beveelt het Duitse leger in februari om de inundatiesluis in de Zuiddijk open te zetten. Het water van de Noordhollands Kanaal stroomt de Beemster in en moet zo een eventuele invasie van geallieerde parachutisten bemoeilijken. Pas een jaar later, na de bevrijding in mei 1945, wordt de Beemster weer leeggemalen.

Werelderfgoedstatus

Beemster krijgt steeds meer erkenning om zijn unieke erfgoed. Nadat in 1985 het centrum van Middenbeemster tot beschermd dorpsgezicht wordt verklaard, volgt in 1999 aanwijzing van de gehele Beemster als UNESCO Werelderfgoed.

Fusie met Purmerend

In 2018 besluit de gemeenteraad van Beemster tot een bestuurlijke fusie met gemeente Purmerend. Op 1 januari 2022 komt een eind aan ruim 400 jaar zelfstandig bestuur. De gemeentelijke herindeling treedt in werking en Purmerend en Beemster vormen officieel één gemeente.